“Het is alsof ik op eieren loop.” Hij kwam naar beneden en kon zich nog net vastgrijpen aan de trapleuning. “Alles rolt onder mijn voeten. Je nieuwe lamp is nu natuurlijk kapot.” Ze voelde zich boos worden. “Dat zie je toch. Je had toen je naar boven liep ook best de lamp en de schroevendraaier mee kunnen nemen.” Ze begreep zijn onhebbelijk gedrag niet meteen. Ze had hem gevraagd om het klusje te klaren en alvast alles netjes klaargelegd op de trap, en dan loopt hij er gewoon langs. “De trap ligt altijd vol en ik had het niet gezien en bovendien horen er geen spullen op de trap te slingeren.” Ze hoorde aan zijn stemverheffing dat hij geïrriteerd was.
Zij ook. Je doet je best, maar het werkt niet altijd. Ze waren te gehaast de laatste tijd. Wanneer hadden ze samen rustig gegeten?, schoot het door haar hoofd. Er is nergens tijd voor en er liggen zoveel klussen te wachten. Ze dacht: maar tegen mijn kinderen val ik niet zo snel boos uit en verdraag ik hun grillige gedrag eindeloos. Met een kop thee in de hand zocht ze hem op. “Sorry, dat had ik beter anders kunnen doen. De lamp vervangen had ook morgen of zelfs volgende week gekund. En je bent net uit je werk.” Ze begreep dat ze te laat had gezien, dat hij eerst even op adem had willen komen. “Maar ik had je ook kunnen zeggen dat ik doodmoe was, want je kunt niet alles raden. En tenslotte zijn we niet volmaakt en dat moeten we vooral ook niet willen.” Wel beseffen we samen dat we meer tijd voor elkaar moeten nemen om elkaar te vertellen wat er in ons omgaat en hoe belangrijk dit voor ons is.